Beleidsplan ‘Een ruimte in een ruimte’

Beleidsplan voor de Protestantse Gemeente Nagele voor de periode 2015-2019.

Voorwoord

Een beleidsplan en een kerkelijke gemeente. Je kunt je afvragen of die twee wel bij elkaar passen. De insteek van een beleidsplan is veelal rationeel en beoogt een planmatige aanpak. Het kerkelijk leven is daarentegen gebaseerd op geloofsvertrouwen en de leiding van de Heer. Toch ligt hier voor u een beleidsplan voor de Protestantse Gemeente Nagele.

Het vervaardigen van dit beleidsplan had meerdere achtergronden. In de eerste plaats stelt de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) dat de kerkenraad van een plaatselijke gemeente de taak is toevertrouwd om een beleidsplan ‘ter zake van het leven en het werken van de gemeente’ vast te stellen. In de tweede plaats geeft een beleidsplan continuïteit aan het functioneren van de vrijwilligersorganisatie die de plaatselijke gemeente is. In de derde plaats geeft het beleidsplan kader aan de werkzaamheden van de betaalde beroepskracht, de predikant of kerkelijk werker. In de vierde plaats is een beleidsplan vaak vereist bij het aanvragen van subsidiegelden. Kortom, een beleidsplan is van belang voor een plaatselijke kerkelijke gemeente. Dat geldt des te meer als de huidige positie van de kerk in de samenleving in ogenschouw wordt genomen. Deze positie is niet meer zoals enkele decennia geleden: vanzelfsprekend. Het is dan ook goed met elkaar af te spreken waar we mee bezig zijn en waar we naar toe willen.

Daarmee is de kritische vraag of een beleidsplan bij een kerkelijke gemeente past niet van tafel. De vraag houdt de kerkenraad alert om dan wel planmatig en verstandig te werk te gaan, maar tegelijkertijd ook de leiding ‘van boven’ te blijven verwachten. Bovendien bepaalt het de kerkenraad bij de vraag hoe om te gaan met het beleidsplan. Het is niet bedoeld als een blauwdruk waar de gemeente in wordt opgesloten. Het is veeleer een poging om de Heer ook met het verstand lief te hebben.

Nagele, Advent 2014

Maja Hospers
Wieke van der Sar
Ds. Gerlof van Rheenen

 

Inleiding

De totstandkoming van dit beleidsplan

Dit beleidsplan is ontstaan door de inzet van een kleine commissie. Deze is in het voorjaar van 2014 gestart met een oriëntatie hoe een beleidsplan opgezet dient te worden. Het werkboek ‘Bronnen voor beleid’ is hierbij richtinggevend geweest. Daarnaast is oriënterend onderzoek gedaan naar de opzet van beleidsplannen van kerkelijke gemeenten in de regio. Voorts is een eerder gedane poging om tot een beleidsplan te komen uit de kast gehaald en bestudeerd. Deze fase van oriëntatie heeft geresulteerd in de eerste ideeën hoe de opzet van dit nieuwe beleidplan vormgegeven zou kunnen worden.

De tweede fase is een periode van schrijven en overleg geweest. Al schrijvend en het in de commissie presenteren van concept teksten, zijn die onderwerpen aan de orde gekomen die nadere overdenking en discussie vroegen. In deze fase is het idee ontstaan als commissie niet een beleidsplan voor de kerkenraad en de gemeente te willen schrijven, maar om de bouwstenen daarvoor aan te dragen. Het moet immers het gesprek in de kerkenraad en de gemeente zijn, die uiteindelijk bepalend is voor het eindresultaat.

Na het gereedkomen van de concept-teksten zijn de bouwstenen naar het moderamen verstuurd en vervolgens naar de kerkenraad. In delen zijn de bouwstenen doorgesproken, wat leidde tot kleine aanpassingsvoorstellen. De commissie constateerde na deze besprekingen op hoofdlijn het goede spoor gevonden te hebben. Dat gaf voldoende basis om de bouwstenen ter bespreking in te brengen voor een gemeenteavond. Ter voorbereiding op deze avond was de integrale tekst van de bouwstenen voor alle kerkleden beschikbaar. De tekst is op de betreffende avond op hoofdlijnen gepresenteerd en alle leden hadden gelegenheid hierop te reageren. Deze gemeenteavond was het sluitstuk van de fase van presentatie en discussie.

De laatste fase is de fase geweest van afronding en vaststelling door de kerkenraad. In deze fase zijn de uitkomsten van de gemeenteavond door de commissie verwerkt en zijn de bouwstenen samengevoegd tot het beoogde beleidsplan, dat nu voor u ligt.

De opzet van dit beleidsplan

De titel van het plan ‘Een ruimte in een ruimte’ verwijst naar de planologische gedachte achter het ontwerp van het dorp Nagele. Nagele is een ruimte binnen de open ruimte van de Noordoostpolder. Deze planologische achtergrond heeft raakvlakken met de identiteit van de Protestantse Gemeente Nagele. Dit wordt beschreven in hoofdstuk 1. Deze identiteit is vertaald naar een visie en een missie voor het gemeente-zijn. Deze zijn na te lezen in hoofdstuk 2.
De eerste twee hoofdstukken vormen het hart van het beleidsplan. Hier worden de fundamentele keuzes beschreven. De hierop volgende hoofdstukken, die gaan over de verschillende terreinen van het gemeente-zijn, vloeien er uit voort. Hoofdstuk 3 gaat over de aspecten rondom het vieren van de gemeente in o.a. de kerkdienst. Hoofdstuk 4 richt de aandacht op het dienen en delen, ofwel pastoraat en diaconaat. Hoofdstuk 5 beziet de gemeente-zijn als lerende gemeenschap, zowel richting zichzelf als naar buiten toe. Catechese, vorming en toerusting en missionair gemeente-zijn komen hier aan de orde. Hoofdstuk 6 handelt over het beheer van het gebouw, de financiën en de communicatielijnen. Tenslotte beschrijft hoofdstuk 7 de gemeente van Nagele in het netwerk van de dorpskerken van de Noordoostpolder.

Het is niet de bedoeling dat dit beleidsplan in de kast wordt gelegd voor 5 jaar. Elk jaar in januari wordt door de kerkenraad gekeken of het beleidsplan aangepast moet worden. Bovendien worden in de werkplannen van de verschillende commissies beschreven hoe het beleid wordt uitgevoerd. In de werkplannen worden ook de beoogde kosten beschreven. Deze werkplannen worden jaarlijks in juni besproken door de kerkenraad.

De totale omvang van dit beleidsplan is wellicht groter dan verwacht of strikt noodzakelijk. Dit heeft te maken met de gedachte dat het wenselijk is dat dit beleidsplan breder te gebruiken is. Er staan daarom niet alleen plannen voor de toekomst in beschreven, het legt op verschillende punten ook uit hoe de huidige situatie van gemeente-zijn ontstaan en gegroeid is. Daarmee is het als beleidsstuk voor de kerkenraad hopelijk tevens bruikbaar als naslagwerk voor nieuwe leden en andere belangstellenden. Voor wie alleen in de hoofdlijn van dit beleidsplan geïnteresseerd is, zijn op het eind van elk hoofdstuk de hoofdpunten in kaders geplaatst.

 

1. Een ruimte in een ruimte
Het dorp Nagele en de Protestantse Gemeente

Het dorp Nagele

Nagele is één van de 10 Groendorpen in de gemeente Noordoostpolder (NOP). Het dorp verschilt in uiterlijk flink van de andere Groendorpen. Werden de andere Groendorpen gebouwd volgens de wat traditionele opvattingen van de zg. Delftse School, in Nagele mochten in de jaren vijftig de aanhangers van de Opbouw en De Acht, vertegenwoordigers van het Nieuwe Bouwen, hun plannen proberen te verwezenlijken. Bij deze groep architecten hoorden bekende namen als Aldo van Eyck, Gerrit Rietveld en Mien Ruys.

Bij het binnenkomen van het dorp valt de grote centrale open parkachtige ruimte op: een ruimte in een ruimte. In deze open ruimte zijn de scholen, multifunctioneel centrum “het Rietveld” en de kerkgebouwen gesitueerd. Om de centrale open ruimte in het dorp bevinden zich een aantal woonhofjes, die op hun beurt ook weer om een open ruimte liggen. Kenmerkend voor alle woningen en gebouwen in het dorp zijn de platte daken. Om het dorp heen is een brede bomengordel geplant die de bebouwde ruimte afgrenst van het open weidse polderlandschap. Na inmiddels meer dan een halve eeuw begint het dorp door het volgroeien van de aanplant steeds meer het karakter te krijgen zoals de architecten die voor ogen hadden. Dat geldt met name voor de principes van binnen en buiten en van wonen in verbondenheid met de natuur, zodat de kwaliteit van leven zou worden versterkt.

In de centrale open ruimte in het dorp zijn 2 basisscholen te vinden. Zij omvatten in totaal ongeveer 170 leerlingen. De “Klimop” is een Protestants Christelijke Basisschool die nauwe banden heeft met de Protestantse Gemeente. Daarnaast is er de “Titus Brandsmaschool”, welk een samenwerkingsschool is van openbaar en rooms-katholiek onderwijs.

In de jaren ‘60 waren er in het dorp Nagele een viertal kerken in gebruik. De RK-kerk is sinds de samenvoeging van meerdere parochies in gebruik als museum. Ook het kerkgebouw van de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk is niet meer in gebruik als kerk. Het kerkgebouw van de voormalige Hervormde Gemeente is in 1998 verkocht aan de Christelijke Gemeente Nederland (voorheen de Noorse Broeders). In dat jaar gingen de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk samen gebruikmaken van het oorspronkelijk gereformeerde kerkgebouw, dat de naam SOW-kerk kreeg.

Het multifunctioneel centrum “het Rietveld” speelt een grote rol in het verenigingsleven. Er zijn voorzieningen getroffen dat het gebouw eveneens gebruikt kan worden voor sportieve activiteiten door scholen en verenigingen.
Het dorp Nagele telde op 1 januari 2014 inclusief de buitenwegen een aantal van 1939 inwoners. Een deel van de bevolking is door arbeidsmigratie afkomstig uit o.a. Polen en Litouwen.

De Protestantse Gemeente Nagele

De Protestantse Gemeente Nagele is in 1998 ontstaan uit federatie van de toenmalige plaatselijke Hervormde Gemeente en Gereformeerde Kerk. De samenstelling van de gemeente is wat herkomst en gezindheid betreft pluriform te noemen. Dit hangt samen met het vestigingsbeleid dat de overheid voerde voor de bewoning van de Noordoostpolder. De mensen die zich destijds mochten vestigen waren afkomstig uit alle hoeken van het land. Zij hebben allen hun eigen gewoonten en tradities meegenomen. Zo is een veelkleurige gemeenschap ontstaan van mensen die ‘samen onderweg’ zijn. Het besef leeft sterk dat door de veelkleurigheid er ruimte aan elkaar gelaten moet worden, om het christelijk geloof op eigen persoonlijke wijze te kunnen beleven en uiten.

De Protestantse Gemeente Nagele omvatte op 1 januari 2014 een aantal van 385 leden. Dit aantal ingeschreven leden is onder te verdelen in 177 belijdende leden, 170 doopleden en 38 meegeregistreerde leden. De leeftijdsopbouw van de gemeente was op dat moment als volgt:

54 leden zijn 0 – 13 jaar
41 leden zijn 14 – 23 jaar
36 leden zijn 24 – 33 jaar
39 leden zijn 34 – 43 jaar
53 leden zijn 44 – 53 jaar
68 leden zijn 54 – 63 jaar
49 leden zijn 64 – 73 jaar
30 leden zijn 74 – 83 jaar
15 leden zijn 84 jaar of ouder

De SOW-kerk

Vanaf 1998 worden de zondagse erediensten gehouden in de SOW-kerk aan de Ring 15. Het kerkgebouw is gebouwd in opdracht van de toenmalige Gereformeerde Kerk en is in 1960 in gebruik genomen. Het gebouw werd in 1958 ontworpen door architect J.B. Bakema van architectenbureau van den Broek en Bakema. De architect heeft veel symboliek in het ontwerp van de kerk verwerkt. Aan de buitenzijde van het gebouw is dat al zichtbaar. De kerkgang is een opgang naar boven: de muurtjes links van de kerk beginnen laag en de lijn van hoger en hoger wordt steeds voortgezet: tot het hoogste gedeelte van de kerk boven het liturgisch centrum. Daar valt het licht naar binnen zoals het Woord op de gemeente neerdaalt.

Door het grote raam in de aandachtswand is het kruis dat buiten is geplaatst zichtbaar. De kerk is een kerk in de traditie van de Reformatie. De aandachtswand achter de preekstoel is groot en zou naar de bedoeling van Bakema helemaal leeg moeten zijn. Zo komt het woord centraal te staan. Daar gaat het volgens hem in de kerk om. De kerk is gebouwd met ‘eerlijke’ materialen zoals hout en beton. Dit verwijst naar de zuiverheid van het gebouw. De kerk staat een stukje van de weg af, waardoor de kerkganger tijd krijgt om zich te bezinnen voordat het gebouw wordt betreden. Het toegangspad dat onder de toren door loopt versterkt dat aspect nog eens. Daarnaast heeft Bakema in zijn ontwerp willen weergeven, dat een kerk midden in de wereld staat. Kerkgangers behoren zich niet af te zonderen – de ramen zijn daarom bewust laag geplaatst. Er zitten zelfs uitsparingen in de muur rond de voorhof die dat benadrukken. Het kerkgebouw heeft geen drempels. Dit benadrukt dat de kerk voor iedereen toegankelijk moet zijn en dat eenieder met zijn eigen geloof zich er welkom moet weten. Tegelijk mag iemand zijn inzichten ook niet aan een ander opdringen, want het heil is niet voor één zienswijze weggelegd. Zo neemt ieder op eigen verantwoording deel aan doop en avondmaal. Met die principes ontwierp Bakema een drempelloze kerk, in de hoop dat figuurlijke drempelloosheid zou volgen.

De SOW-kerk is een gemeentelijk monument. Om de representativiteit van de naoorlogse manier van bouwen is het gebouw in 2014 door de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed aangewezen als Rijksmonument.

 

2. Het benutten van de gegeven ruimte
De identiteit van de gemeente, visie en missie

De identiteit van de gemeente

De Protestantse Gemeente Nagele maakt onderdeel uit van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Via de PKN is de gemeente verbonden met de wereldwijde christelijke gemeenschap. Deze geestelijke verbondenheid is verwoord in het kerkordelijk belijden dat de kerk leeft van Gods genade – geschonken in Jezus Christus – en dat de kerk de opdracht wil vervullen om het Woord Gods te horen en uit te dragen.

De manier waarop de Protestantse Gemeente Nagele dit belijden plaatselijk gestalte geeft, kan gezien worden als nauw verbonden met de manier waarop het dorp Nagele is gelegen in het weidse polderlandschap van de Noordoostpolder. Zoals beschreven in het eerste hoofdstuk zijn de bewoners van het dorp en de buitenwegen oorspronkelijk afkomstig uit alle delen van het land. De bewoners hebben destijds met hun verhuizing en vestiging op het ‘Nieuwe Land’ hun plaatselijk heersende culturele gewoonten en tradities meegenomen. Dat geldt evenzo voor de geestelijke waarden en tradities. Bij de stichting van het dorp was de bedoeling van de ontwerpers erop gericht dat de bewoners elk de ruimte zouden krijgen de eigen geestelijke tradities te kunnen voortzetten, binnen een gelijkgezinde kerkelijke gemeente. Dat bleek echter in de loop van de decennia niet haalbaar. Door trends van individualisering en kerkverlating werden de kerkelijke gemeenschappen kleiner en volgden er fusies en samenwerkingsverbanden, teneinde de kerkelijke gemeenschap levensvatbaar te kunnen houden. Op dit moment is de Protestantse Gemeente Nagele de enige overgebleven kerkelijke gemeenschap in het dorp die wekelijks zondagse erediensten viert.

De hierboven beschreven ontwikkeling heeft tot gevolg gehad dat er een praktisch gerichte en tolerante kerkelijke gemeenschap is gegroeid. Praktisch gericht, omdat men concrete plannen en activiteiten van nature pleegt te beoordelen op haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Tolerant, omdat men zich er terdege van bewust is op elkaar aangewezen te zijn en het samen met elkaar moeten zien te redden. Beide kenmerken worden in samenhang ook wel de ‘poldermentaliteit’ genoemd.

In de huidige Protestantse Gemeente heerst door deze poldermentaliteit een klimaat van ‘je moet elkaar een beetje ruimte geven’. Dit betekent dat enigszins afwijkende zienswijzen in bijvoorbeeld de geloofsbeleving principieel naast elkaar in dezelfde gemeente mogen (blijven) bestaan. Dit is een kenmerk waar de gemeente wel eens mee worstelt, maar tegelijk ook trots op is en wil vasthouden. Zij wil – zoals het dorp Nagele een ruimte is binnen het weidse polderlandschap – een kerkelijke ruimte bieden binnen de weidsheid aan geloofsbelevingen die er in een mensenhart kunnen omgaan.
In deze manier van gemeente zijn is een zeker spanningsveld te bespeuren. De verbondenheid enerzijds met het christelijk belijden en de loyaliteit anderzijds aan de individuele beleving liggen immers soms niet met elkaar in het verlengde. Om dit spanningsveld duurzaam te kunnen volhouden is dan ook een klimaat nodig van open communicatie en de bereidheid tot het verduidelijken van gemaakte geloofskeuzes. Daarbij gaat het principieel niet om verdediging, maar om het mogelijk maken van wederzijds begrip.

De ruimte waarin men met elkaar een kerkgemeenschap kan vormen kan vanuit de Bijbelse boodschap als een gegeven ruimte getypeerd worden. Die ruimte is daarmee niet vanzelfsprekend. De gave van Gods genade in Jezus Christus geeft ons mensen de ruimte om te leven en te geloven, iedere dag opnieuw.

Visie en missie van de gemeente

De visie die de Protestantse Gemeente Nagele heeft op haar gemeente-zijn kan als volgt worden geformuleerd:

Open-minded onderdak bieden aan persoonlijk christelijk geloof

In deze visie zijn de kenmerken van gemeente-zijn zoals die historisch gegroeid zijn en die gemeente wil voortzetten af te leiden: breed georiënteerd, respectvol met elkaar omgaand en levend uit de Bron van Gods liefde.

In meerdere verbanden wordt in de gemeente gesproken over het kerk willen zijn voor het dorp. Deze benadering is o.a. concreet geworden in het contact onderhouden met de buurtwerkster, een gemeenteavond die werd ingevuld door mensen van Concern voor Werk (een instelling die mensen met een handicap aan werk helpt), het begeleiden en verzorgen van een uitvaart voor een dorpsgenoot die geen lid was van de gemeente en de aanwezigheid bij Razem, waarbij Dorpsbelang en verschillende instellingen zich presenteerden aan arbeidsmigranten die in het dorp wonen. Deze concrete initiatieven hebben het bewust-zijn van het hebben van een missie vergroot: de gemeente is er niet voor zichzelf, de gemeente is er om de bron van Gods liefde voor te leven en breed bekend te maken: de kerk is er voor het dorp en haar bewoners.

De missie van de Protestantse Gemeente Nagele kan als volgt worden geformuleerd:

De ruimte die Gods liefde geeft in vieren, dienen en delen doorgeven aan elkaar in de gemeente en aan diegenen met wie wij samenleven.

 

3. Ruimte om te vieren
Over de zondagse eredienst

De eredienst op zondag

Iedere zondag wordt een eredienst gehouden om 9.30 uur. De liturgische invulling geschiedt middels een door de kerkenraad vastgesteld liturgisch verloop. Aan gastpredikanten wordt dit vooraf toegestuurd. Hoewel verwacht wordt dat de gastpredikanten zich hier in grote lijnen aan conformeren, wordt er ruimte gelaten voor eigen stijl en invulling.

Bij de invoering van het nieuwe Liedboek in 2013 is de gemeente meegegaan in de ontwikkelingen in de kerkmuziek binnen de PKN. Het Liedboek is ingevoerd in de liturgie van de erediensten en aangeschaft voor organisten en gasten. De kerkenraad heeft de invoering echter niet opgevat als vervanging van het ‘oude’ Liedboek voor de kerken. Er is nadrukkelijk ruimte gebleven om naast het nieuwe uit het ‘oude’ liedboek te blijven zingen, als de situatie daarom vraagt. Daarnaast is er ruimte gelaten om naar behoefte uit andere liedbundels te laten zingen en eventueel nieuw te verschijnen bundels in de toekomst te omarmen.

In diensten geleid door de eigen predikant wordt de liturgie door middel van een beamer geprojecteerd op een presentatiescherm. Dit geeft niet alleen de mogelijkheid teksten uit verschillende (lied)bundels te laten zingen, er kunnen ook foto’s en bewegende beelden gepresenteerd worden. Bij gebruik van de beamer is de maatstaf dat dit de boodschap van de eredienst ondersteunt en/of verduidelijkt. Sinds 1 januari 2014 worden naast de diensten van de eigen predikant ook de diensten van gastpredikanten geprojecteerd, mits deze tijdig de benodigde liturgische informatie kunnen aanleveren. Om de presentaties voor de diensten voor te bereiden en te presenteren is een ‘beamteam’ actief. Deze gaat te werk volgens een vastgesteld protocol. Het protocol en de ervaringen van het team worden jaarlijks geëvalueerd.

De plaats van jongeren in de eredienst is een punt van speciale aandacht. Diensten waarin geen speciale momenten voor jongeren zijn ingebouwd, zijn voor hen weinig interessant, zo leert de ervaring. Het gebruik van de beamer heeft de mogelijkheden vergroot om die momenten in te bouwen. Er is blijvende creativiteit nodig om de diensten voor jongeren aantrekkelijk te houden. Dit gaat verder dan het organiseren van een enkele jeugddienst.

De gemeente is gewend aan een eredienst in de SOW-kerk op elke zondag. De eigen (part-time) predikant gaat in de erediensten voor naar rato van het percentage werktijd. Op de christelijke feestdagen en bij bijzondere gelegenheden wordt de eigen predikant zoveel mogelijk ingepland. Voor de overige zondagen worden door de preekvoorziening gastpredikanten gevraagd.

Er zou over nagedacht kunnen worden of het noodzakelijk is dat voor elke eredienst een predikant beschikbaar is. In de gemeente van Bant (NOP) is een proef gaande, waarbij één zondag in de maand de eredienst wordt ingevuld door gemeenteleden zelf. De prikkel tot het ontstaan hiervan ligt op het financiële vlak: een gastpredikant uitnodigen kost geld en de geldmiddelen worden door terugloop van ledenaantallen schaarser. De eerste resultaten van de proef blijken positief. Een dergelijk initiatief is ook denkbaar voor de gemeente van Nagele. Dit zou eerst in een lage frequentie, bijvoorbeeld 2 maal per seizoen, geprobeerd kunnen worden. Om dit proces op te starten zal onderzoek nodig zijn naar de beschikbaarheid van gemeenteleden voor deze taak. Vervolgens is er toerusting nodig om de nodige hulpmiddelen voor deze groep in handen te krijgen om een eredienst in te vullen. Wanneer het een aantal malen heeft plaatsgevonden, is evaluatie nodig om het kwaliteitsniveau te waarborgen.

Kindernevendienst en kinderoppas

Een wezenlijk onderdeel van de zondagse eredienst is de kindernevendienst. Deze vindt plaats tijdens de Bijbellezingen, de preek en het lied na de preek. De kindernevendienst is in feite een eredienst in een eredienst, toegesneden op de jeugd van de basisschoolleeftijd. Er zijn twee groepen kindernevendienst, die afwisselend aan bod komen en zo nu en dan tegelijkertijd plaatsvinden. De beschikbaarheid van leiding is in de afgelopen periode afgenomen. Jeugd van de middelbare school is bereid gevonden onder begeleiding van volwassenen kindernevendienst te geven aan de jongste groep. Dit blijkt in de praktijk goed te gaan. Om de zondagse eredienst voor jonge gezinnen aantrekkelijk te houden, is het goed de kindernevendienst, ondanks de kleine aantallen kinderen, te blijven aanbieden.

De trends van lagere aantallen in de kindernevendienst zijn al jaren zichtbaar in de kinderoppas. Hoewel de aantallen klein zijn, is het zinvol om het te blijven aanbieden. Het biedt immers de mogelijkheid voor ouders om de kerkdienst bij te wonen.

Bijzondere diensten

De startzondag, de dienst op de laatste zondag van het kerkelijk jaar, de diensten op de christelijke feestdagen en de slotdienst worden voorbereid in samenspraak met de Commissie Bijzondere Diensten. De betrokkenheid van deze commissie is een gegroeide traditie in de gemeente. Momenteel is de commissie in omvang klein, waardoor het werk op enkele mensen terecht komt. Uitbreiding is dan ook wenselijk.

Trouw- en doopdiensten

Voor bruidsparen die een zegen over hun huwelijk willen vragen wordt een trouwdienst georganiseerd. De voorbereiding van deze diensten verloopt volgens een vastgesteld protocol. In de Protestantse Gemeente Nagele is er ook voor stellen van gelijk geslacht de mogelijkheid om een zegen te vragen.

Volgens protestantse traditie worden kinderen in de eerste maanden na hun geboorte gedoopt. De gemeente van Nagele heeft zich in deze traditie gevoegd. De laatste jaren is de kinderdoop voor veel jonge ouders minder vanzelfsprekend geworden. Sommigen geven aan de keuze te willen laten aan hun kinderen als zij volwassen zijn geworden. In die situatie wordt er actief vanuit de kerk verder niet zoveel met de geboorte gedaan. De kerkenraad van Nagele heeft zich al eens positief uitgelaten over de mogelijkheid om kinderen te kunnen ‘opdragen’. Hiermee wordt een moment voor ouders gecreëerd om uiting te geven aan dankbaarheid. Voorts kan het kind op latere leeftijd terugkijken op een moment van toewijding. De mogelijkheid van ‘opdragen’ vraagt in deze gemeente om zorgvuldig maatwerk. Het zou wel meer actief aan ouders aangeboden kunnen gaan worden.

De viering van het Heilig Avondmaal

De vorm waarin in de gemeente het Avondmaal wordt gevierd is deels zittend aan tafel en deels staande. Deze vorm is ingevoerd naar aanleiding van het toenaderingsproces van de Gereformeerden en Hervormden. Zowel zittend als staande wordt deel uitgemaakt van een kring, die de onderlinge gelijkwaardigheid en eenheid symboliseert. Na het bidden van het tafelgebed en de nodiging om deel te nemen vormt de gemeente deze kring. Voor het liturgisch centrum staat de tafel met stoelen. Degenen die staan zoeken een plaats langs de zijwanden en achterwand.

Momenteel wordt voor de viering van het Heilig Avondmaal gebruik gemaakt van het zogenaamde ‘Groene Boekje’. Het Groene Boekje bevat enkele liturgische vormen die te gebruiken zijn voor de viering op verschillende momenten in het kerkelijk jaar. Inmiddels is landelijk al geruime tijd het Dienstboek ingevoerd, welke andere en nieuwere alternatieve formuleringen voorstelt. Hier zou meer ruimte aan gegeven kunnen worden, om zo de variatie in tafelgebeden te vergroten.

 

4. Ruimte om te dienen en te delen
Over het pastoraal en diaconaal gemeente-zijn

De pastorale organisatie

Momenteel is de gemeente geografisch ingedeeld in vier pastorale wijken en is de pastoraal ouderling verantwoordelijk voor het pastoraat in de eigen wijk. Bezoekmedewerkers hebben een ondersteunende rol bij deze taak. De precieze verdeling van taken is omschreven in een daartoe opgesteld protocol. De pastorale ouderlingen zijn lid van de Pastorale Raad, die ongeveer vijf maal per jaar samenkomt. In de Pastorale Raad participeren naast de ouderlingen de predikant en een afvaardiging van de Diaconie. Tweemaal per jaar participeren eveneens de bezoekmedewerkers. Deze vergaderingen worden Pastorale Raad Plus genoemd.

Vanuit historisch gegroeide verwachtingspatronen houden de predikant, ouderlingen en bezoekmedewerkers zoveel mogelijk contact met de leden in de wijk. Op deze wijze wordt het ‘omzien naar elkaar’ handen en voeten gegeven en gestimuleerd. Buiten bijzondere gebeurtenissen als geboorte, huwelijk, ziekte en rouw, is eenmaal contact per seizoen met alle leden een veel gehoord streven in het pastoraal bezoekwerk. Elke 2 jaar organiseert de Pastorale Raad het Groothuisbezoek, waarbij groepjes gemeenteleden uitgenodigd worden met elkaar in gesprek te gaan in de woonkamer van een gastgezin. Wie daaraan niet kan of wil deelnemen, wordt de gelegenheid geboden individueel huisbezoek te ontvangen.

Het vinden van nieuwe ouderlingen of bezoekmedewerkers is de laatste jaren niet gemakkelijker geworden. Aan met name bezoekmedewerkers is een tekort waar te nemen, waardoor het pastoraat niet optimaal kan functioneren. Voor de bekleding van het ambt van ouderling worden de komende jaren vacatures verwacht. Veelgehoorde redenen om niet in het pastoraat actief te worden is de lengte van de ambtstermijn van een ouderling (4 jaar), moeite hebben met bepaalde aspecten van het bezoekwerk en het gevoel een hoge verantwoordelijkheid te moeten dragen voor een wijk.

Er zijn stemmen opgegaan om de pastorale organisatie te evalueren en eventueel te gaan zoeken naar alternatieve vormen. Deze evaluatie start in het najaar van 2014 in samenwerking met de gemeente van Tollebeek. Zowel het door de jaren gegroeide patroon van pastoraal aanbod als ontwikkelingen aan vraagkant worden daarbij onder de loep genomen. Immers, verwacht een gemeentelid in deze tijd nog wel eenmaal per jaar contact met een ouderling of bezoekmedewerker? En is het wel zo dat leden zitten te wachten op spontaan contact, of geven zij liever zelf het moment aan dat zij contact willen met een pastoraal werker?

Als alternatieve vorm van organisatie van het pastoraat is genoemd de oprichting van een Pastoraal Team. Hierin zouden predikant, ouderlingen en bezoekmedewerkers allen in kunnen participeren. Zij zijn niet meer pastoraal verantwoordelijk voor een bepaalde wijk, maar verdelen onderling de behoefte aan bezoekwerk. Dit kunnen zij doen naar de eigen gegeven gaven en talenten, wat een verlichting geeft van een eventueel gevoelde last. Dit team zou dan bijvoorbeeld maandelijks bijeen kunnen komen om de behoefte aan bezoek te bespreken en te verdelen.

Een ander idee is het hierboven beschreven Pastoraal Team verder uit te breiden tot een Pastoraal en Diaconaal Team. De achterliggende gedachte is dat achter veel pastorale kwesties diaconale problemen schuilgaan. Dit kan ook omgedraaid worden: achter veel diaconale kwesties zit vaak een pastorale kant. In de huidige situatie is een onderlinge verweving al in de organisatie opgenomen door het lidmaatschap van een diaken in de Pastorale Raad. De oprichting van een Pastoraal en Diaconaal Team zou beantwoorden een de behoefte aan een meer geïntegreerde aanpak. Dit zou ten goede kunnen komen aan contacten met welzijns- en zorgorganisaties.

De diaconale organisatie

Met een capaciteit van momenteel drie diakenen houdt de Diaconie zich bezig met het in materieel opzicht omzien naar de naaste. Door het verspreiden van diaconaal getinte informatie en het toelichten van het collecterooster, wordt de gemeente aangezet mee te leven met de behoeften van de naaste en te delen van wat met heeft.

Veel middelen die worden ingezameld vinden hun weg verder via het landelijke Kerk in Actie, die wereldwijd projecten en doelen ondersteund. Tegelijkertijd dringt het besef steeds meer door dat de naaste die leeft met tekorten, ook dichtbij kan zijn, zelfs kan wonen in het eigen dorp. Het opsporen van en contact houden met deze mensen stijgt boven de mogelijkheden van de Diaconie uit. Momenteel wordt er gewerkt aan een contactlijn tussen de dorpskerken en de burgerlijke gemeente. Deze laatste is in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) bezig met het opzetten van ‘social teams’ in de dorpen, waarin verschillende instanties kunnen participeren. Naast deze contactlijn is contact en samenwerking met andere organisaties wenselijk, teneinde de krachten te kunnen bundelen. Gedacht kan worden aan organisaties als bijvoorbeeld Dorpsbelang en De Voedselbank.

Een gemeentegerichte en een dorpsgerichte aanpak

Volgend uit de missie van de gemeente zoals die is geformuleerd in hoofdstuk 2 vervagen de formele grenzen van leden en niet-leden. Dit is een ontwikkeling die steeds breder gedragen wordt. Dat een gemeente er niet alleen is voor zichzelf, kan rekenen op steeds meer instemming. Dit heeft gevolgen voor het pastoraat en het diaconaat. Deze zijn daarmee niet meer exclusief gericht op eigen gemeenteleden, maar op heel het dorp. Zonder nu meteen grote verwachtingen te scheppen, is het doorbreken van verwachtingspatronen en verruiming van het blikveld nodig om invulling te kunnen geven aan die missie.

 

5. Ruimte om te groeien
Over catechese, vorming en toerusting

De lerende gemeente

Vanuit de visie op het gemeente-zijn is in hoofdstuk 2 de gemeente beschreven als een gegeven ruimte. In dit hoofdstuk komt de gemeente aan bod als een gegeven ruimte om te kunnen groeien. Een levende gemeenschap is immers een gemeenschap waar ontwikkeling in zit. Groei lijkt misschien te duiden op groei in grootte, maar is hier in eerste instantie anders bedoeld. Het wil in dit hoofdstuk vooral verstaan worden in kwalitatieve zin. De gemeente heeft het nodig steeds opnieuw gevoed te worden om zich te kunnen ontwikkelen en te vernieuwen. Dat is één van de redenen dat zij iedere zondag bijeen komt rondom het Woord. Om het Woord in het dagelijks leven en geloven te onderhouden en te doen ontwikkelen is daarom vorming, toerusting en catechese nodig.

De gemeente kan in dit licht gezien worden als een gemeenschap van leerlingen. Het behoren immers niet de leden te zijn die de gemeente maken, maar dat is het Woord van de Heer. De leden leggen steeds weer het oor te luister bij dat Woord. De leden zijn er steeds weer op uit dat hun ogen geopend worden voor de weg die zij mogen gaan, op deze plaats, in deze tijd. Een momenteel veel gebruikte aanduiding voor die leer-houding is ‘discipelschap’.

De lerende gemeente kent meerdere aandachtsvelden. Deze worden in de kerk meestal aangeduid met de termen catechese, vorming en toerusting. Catechese duidt op de onderwijzende activiteit om de beginselen van het christelijk geloof over te brengen aan kinderen, jongeren en anderen die aan het begin staan van de geloofsweg. Vorming duidt op het doelbewust scheppen van voorwaarden en organiseren van activiteiten en leerprocessen met het oog op het vermeerden van kennis, het vergroten van inzicht en het verbeteren van meningen en opinies. Toerusting duidt op het aanleren van vaardigheden of het beschikbaar stellen van hulpmiddelen om een bepaalde taak uit te voeren.

Catechese

Momenteel zijn er twee catechesegroepen actief, onderscheiden naar leeftijd van de deelnemers. Er is een stappenplan opgesteld, om de weg die de jongeren in de catechese doorlopen te stroomlijnen. Hierbij gelden twee randvoorwaarden. Ten eerste dat de stappen die gezet worden passen bij de aandachtsvelden van de betreffende leeftijdsgroep. Ten tweede een aanbod van materiaal, waarbij de deelnemers via moderne digitale hulpmiddelen uitgedaagd wordt tot interactiviteit. Vanuit deze randvoorwaarden wordt momenteel gewerkt met de methode Reflector.

De catechesegroepen zijn in omvang niet groot. Geconstateerd is dat een laag aantal deelnemers weinig uitdagend is voor de jongeren. Gezocht zou kunnen worden naar aansluiting bij andere catechesegroepen in omliggende dorpen. Veelal kennen de jongeren uit verschillende dorpen elkaar al via de middelbare school in Emmeloord. Dit maakt gezamenlijke catechese tot een logisch gegeven.

Vorming en toerusting

De gemeente kent geen aparte commissie vorming en toerusting. Dat betekent niet dat er geen vorming en toerusting plaatsvindt. Iedere kerkenraadsvergadering begint met een moment van bezinning en een groepsgesprek. De tweede helft van de gemeentevergaderingen, die tweemaal per seizoen plaatsvinden, wordt ingeruimd voor vorming. Veelal wordt een spreker uitgenodigd en/of een bepaald vormend onderwerp aan de orde gesteld. Voorts hebben de bijbelstudiegroep en de gesprekskring voor 30-ers ‘Geloven.nu’ een vormend karakter. Stimulering en ontwikkeling van het vormingsaanbod is wenselijk, met name voor de leeftijdsgroep 20-45 jaar. Gedacht kan worden aan een gesprekgroep voor jong gehuwden, een gespreksgroep rond de (geloofs)opvoeding van jonge kinderen en een gespreksgroep rond de beginselen van het christelijk geloof.

Voor kinderen van groep 5 t/m 8 van de basisschool worden ‘clubs’ aangeboden. Deze staan open voor kinderen van leden en niet-leden en is daarmee dorpsgericht. Deze clubavonden zijn vormend, in die zin dat vanuit een christelijke levensinstelling met kinderen wordt omgegaan. Om het tekort aan leiding te kunnen aanvullen zou samenwerking gezocht kunnen worden met de Rooms-Katholieke parochie.

Toerusting vindt over het algemeen op maat plaats. De predikant treedt toerustend op voor hen die een bepaalde taak hebben in het pastoraat. Op andere gebieden wordt toerusting aangeboden in de vorm van cursussen die gegeven worden via de gemeenteadviseur of het landelijk dienstencentrum. Het aanbod van toerusting wordt gecommuniceerd via het Dorpskerkenoverleg. Denkbaar is dat vorming en toerusting meer gebundeld aangeboden zou kunnen worden in samenwerking met buurgemeenten.

Missionair gemeente-zijn

Sinds de zomer van 2014 heeft de gemeente feitelijk geen evangelisatiecommissie meer. De actieve leden hebben aangegeven er mee te willen stoppen ofwel projectmatig door te willen. Deze projectmatige aanpak lijkt kansrijker dan het proberen te vormen van een nieuwe commissie. Die kansen liggen er in de weken voorafgaande aan het Kerst- en Paasfeest. Voorts is er betrokkenheid bij de voorbereiding van de dorpssamenkomst tijdens het dorpsfeest. Bij deze projectmatige aanpak neemt de kerkenraad het initiatief om mensen te werven die zich voor het betreffende moment willen inzetten.

 

6. Ruimte voor beheer
Over het kerkgebouw, financiën en communicatie

De kerk in maatschappelijke context

De kerk in Nederland bevindt zich in een periode waarin het te maken heeft met een veranderende positie in het maatschappelijk bestel. Hoewel de veel gebruikte term ‘marginalisering’ wat overdreven klinkt in relatie tot een landelijke achterban met een omvang van ruim 2 miljoen leden (stand 1 januari 2014), kan niet ontkend worden dat er een terugloop is waar te nemen in ledental en algemene belangstelling voor wat zich op het kerkelijk erf afspeelt. De gevolgen die dit heeft, met name op het financiële vlak, worden pijnlijk zichtbaar in de sluiting van kerkgebouwen en het terugschroeven van percentages werktijd voor predikanten en kerkelijk werkers.

De statistische trends zoals die landelijk worden opgemerkt, zijn ook plaatselijk waar te nemen in Nagele. Hoewel er de afgelopen jaren een licht dalend ledental zichtbaar is, zijn de beschikbare financiële middelen wel wat teruggelopen, maar nog altijd redelijk op peil gebleven. Op korte termijn is er zo geen directe aanleiding tot zorg. Wel leeft er voor de middellange en lange termijn het besef dat ‘dit niet zo maar kan doorgaan’. Dat is de achtergrond van de energie en tijd die gestoken wordt in het Dorpskerkenoverleg (zie hoofdstuk 7) en het verkennend nadenken over de toekomst.

De veranderende omstandigheden hebben ook een andere kant. Het heeft in Nagele een bezinning op gang gebracht over wat de plaats is die de kerk in de samenleving en de plaatselijke gemeenschap mag innemen. Kort gezegd heeft dat er in geresulteerd, dat er een verschuiving is gaan optreden van een ‘van buiten naar binnen’ naar een ‘van binnen naar buiten’ denken, waarbij de kerkgemeenschap zich steeds meer gaat aanbieden aan dorpsgenoten. Kernvraag daarbij is wat de kerkgemeenschap voor de dorpsgemeenschap kan betekenen.

Het kerkgebouw

De SOW-kerk is aangewezen als Rijksmonument, met het oog op de typerende kenmerken van het naoorlogse ‘Nieuwe Bouwen’. Deze aanwijzing biedt op meerdere vlakken kansen. De aanwijzing als Rijksmonument biedt (beperkte) toegang tot subsidiegelden vanuit de rijksoverheid, die ingezet kunnen worden voor onderhoud en renovatie. Daarnaast biedt een mogelijke aanwijzing kansen voor een grotere naamsbekendheid en daarmee belangstelling voor het gebouw.

Overwogen zou kunnen worden de huidige naam ‘SOW-kerk’ te evalueren en eventueel te vervangen door een andere. De term SOW (Samen op Weg) verwijst immers naar een periode van enige decennia in de 20e eeuw, waarin drie kerkgenootschappen met vallen en opstaan toenadering zochten. Een deel van de generatie die toen kerkelijk betrokken was, is toen vervreemd van het kerkelijk gebeuren. Daarbij komt dat een groot deel van de huidige jongere generatie niets heeft met dat moeizame proces van toen. Dit zou aanleiding kunnen zijn te zoeken naar een andere naam voor het gebouw, dat herkenbaar is voor alle generaties en kerkleden en niet-kerkleden.

Met ogen die op de toekomst gericht zijn, zou niet alleen naar de naam van de kerk, maar ook naar de uitstraling van het gebouw gekeken kunnen worden. Hoe zou de kerkzaal ingericht en ingekleurd kunnen worden zodat het aansluit bij het levensgevoel van de moderne mens? En hoe zou de toegang en de indeling van het gebouw geëvalueerd kunnen worden met het oog op het aanbieden van het gebouw aan de dorpsgemeenschap?

Financiën

De Protestantse Gemeente Nagele doet mee aan de landelijke geldwervingscampagne ‘Kerkbalans’. Meeliften op deze landelijke actie betekent dat bekend is waarvoor men aan de deur komt en op welk moment dit plaatsvindt. Tegelijkertijd kan onbedoeld ook een ander effect optreden, namelijk een beleving van afstand tot een landelijk georganiseerde actie, terwijl het in feite gaat om geldwerving voor de plaatselijke kerkgemeenschap. In het aangeboden foldermateriaal zou meer aandacht gegeven kunnen worden voor de plaatselijke situatie, zodat duidelijker inzicht verkregen kan worden waar een gift concreet aan wordt besteed.

Een punt van aandacht is dat de beschikbare financiële middelen afkomstig zijn van een kleiner wordende groep veelal oudere leden. Deze oudere generatie is gewend aan het periodiek bijdragen (via de Kerkbalans). Het geefgedrag van jongere generaties heeft echter een ander patroon. Deze is veel meer incidenteel en gericht op een duidelijk gespecificeerd doel. Hierop inspelend zou gedacht kunnen worden aan het jaarlijks organiseren van een specifieke (sponsor)actie, waarbij geld wordt ingezameld voor een specifiek herkenbaar doel.

Communicatie

De communicatielijnen binnen de gemeente zijn de afgelopen jaren gestroomlijnd en veelal gedigitaliseerd. Het kerkblad, uitnodigingen en verslagen van vergaderingen worden veelal via email verspreid. Ook de onlangs vernieuwde website biedt veel informatie. Deze ontwikkeling past bij een tijd waarin duurzaamheid steeds hoger op de agenda komt te staan. De communicatielijnen naar belangstellenden ‘buiten’ de kerkgemeenschap verloopt echter nog veelal via de oude communicatielijnen van dorpskrant (Nagelezen) en de regionale krant (De Noordoostpolder). Hoewel de website daarin een belangrijke functie vervuld, is deze toch afhankelijk van een actieve zoekactie. Het aanbieden van informatie via de sociale media als Facebook en Twitter zou met name de jongere generatie breder kunnen bereiken.

 

7. Ruimte voor samenwerking
Over het Dorpskerkenoverleg en teamvorming van beroepskrachten

Het Dorpskerkenoverleg

Sinds de oprichting in 2011 van het Dorpskerkenoverleg is de gemeente van Nagele hier zeer nauw bij betrokken. Het Dorpskerkenoverleg is onderdeel van het landelijk project Samenwerking Gemeenten (SaGe). In de Noordoostpolder is het een samenwerkingsverband tussen de negen kerkelijke gemeenten in de tien Groendorpen. De oprichting van het Dorpskerkenoverleg is voortgekomen uit een gedeelde zorg voor de toekomst. De kerkelijke gemeenten in de dorpen herkennen bij elkaar de tendensen die het overleven in een dorpssetting bemoeilijken. Hierbij valt te denken aan vergrijzing van het ledenbestand, verminderde beschikbaarheid van leden voor een taak, relatief minder beschikbaarheid van financiële middelen en lagere percentages werktijd van beroepskrachten. Deze tendensen wekken een indruk van als dorpskerken moeten zien te ‘overleven’ en hebben de overtuiging gevoed ‘elkaar nodig te hebben’.

De eerste fase van samenwerking binnen het Dorpskerkenoverleg is eind 2013 afgerond. Dit was een fase van ontmoeting, netwerken en kwaliteitsbevordering. Inmiddels is de tweede fase van start gegaan met de speerpunten visieontwikkeling, kennisbundeling en teamvorming. Het speerpunt visieontwikkeling heeft in het voorjaar van 2014 geresulteerd in een gezamenlijk concept beleidsplan van de deelnemende dorpskerken. Dit beleidsplan is opgenomen in bijlage 1. In dit gezamenlijke beleidsplan is de volgende visie geformuleerd:

Het Dorpskerkenoverleg beoogt in elk dorp in de Noodoostpolder ‘de Godslamp brandende te houden’, ofwel de dorpskerk te behouden op ieder dorp, hoe klein ook.

Deze visie is de basis voor de volgende missie:

Het Dorpskerkenoverleg ziet het tot haar taak het kerk-zijn in de dorpen te versterken door het stimuleren en faciliteren van samenwerking onder het motto ‘meerdere kooltjes houden het vuur langer brandende’.

De kerkenraad heeft in juni 2014 zich gecommitteerd aan het beleidsplan van de dorpskerken. Uitvoering van dat beleidsplan is dan ook onderdeel van dit beleidsplan.

Teamvorming beroepskrachten

De samenwerking van de dorpskerken zal in beginsel van de gemeenten zelf moeten uitgaan. Predikanten en kerkelijk werkers ‘komen’ immers, maar ‘gaan’ na enige tijd ook weer. Dit zou geen gevolgen moeten hebben voor de mate van samenwerking tussen de dorpskerken. Tegelijkertijd kunnen beroepskrachten wel invloed hebben op de samenwerking en mag van hen verwacht worden dat zij als voorgangers het goede voorbeeld geven. Daar komt bij, dat samenwerking tussen beroepskrachten een win-win situatie kan opleveren, wanneer zij hun dienstwerk deels aanbieden buiten de eigen gemeente. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan waarneming bij vacatures, ziekte of vakantie. Wanneer specifieke werkzaamheden uitgewisseld worden, bij voorkeur die werkzaamheden waar men een talent voor heeft, wordt het aanbod van dienstwerk in de verschillende dorpsgemeenten verrijkt.

Door het dalende ledental van veel dorpskerken, dalen de percentages werktijd die bij een vacature worden toegekend. Hoe lager dit percentage, hoe lastiger het in de praktijk wordt een geschikte kandidaat te vinden die het werk wil oppakken en eventueel in de regio wil komen wonen. Er ligt ruimte voor oplossingen wanneer vacatures worden ingevuld door een reeds actief lid of actieve leden van het beroepsteam van de Dorpskerken. Een andere oplossingsrichting is het ruimte geven aan gecombineerde vacatures van meer dan één dorpskerk, welke door één beroepskracht wordt ingevuld.

 

Bijlage 1: Beleidsplan Dorpskerkenoverleg 2015-2018 “Kerk-zijn doe je samen” voor de dorpskerken in de NOP
Ter inleiding: Het dorpskerkenoverleg is ontstaan door onderlinge herkenning van zorgen rond het voortbestaan van de kleine dorpskerken in de Noordoostpolder. Met een eerste uitnodiging in oktober 2011 uitgaande van twee voorzitters en de gemeenteadviseur, gericht aan alle kerkenraden van de tien Groendorpen, was de oprichting van het dorpskerkenoverleg een feit. De eerste fase van ontmoeting, netwerken en kwaliteitsbevordering is afgerond (2011-2013). De tweede fase kan samengevat worden met de termen visieontwikkeling, teamvorming en kennisbundeling (2014-2018). Dit beleidsplan is een aanzet om te komen tot gezamenlijke visieontwikkeling.

Visie: Het dorpskerkenoverleg beoogt in elk dorp in de Noordoostpolder ‘de Godslamp brandende te houden’, ofwel de dorpskerk te behouden op ieder dorp, hoe klein ook. Daarbij kunnen de dorpskerken hun eigen kleur behouden. Zij zoeken naar onderlinge samenwerking, daar waar ze elkaar kunnen versterken, waarbij het motto is: ‘geen dwang, geen haast, maar ook geen vrijblijvendheid’. Waar mogelijk kunnen daarbij verbindingen gezocht worden met andere kerkgenootschappen dan de Protestantse Kerk.

Missie: Het dorpskerkenoverleg ziet het tot haar taak het kerk-zijn in de dorpen te versterken door het stimuleren en faciliteren van samenwerking. ‘Meerdere kooltjes houden het vuur langer brandende’.

Doelstellingen: Vanuit de visie en missie stelt het dorpskerkenoverleg zich ten doel:

  1. Het dorpskerkenoverleg op de agenda te zetten van de kerkenraden;
    2. Het stimuleren van gezamenlijke activiteiten met en voor jongeren polderbreed;
    3. Jaarlijks een bijeenkomst te organiseren voor de ambtsdragers van alle dorpskerken;
    4. De beroepskrachten te stimuleren om te zoeken naar vormen van samenwerking;
    5. Oprichting van een platform voor contact tussen de diaconieën en de burgerlijke gemeente in het kader van WMO en de oprichting van sociale teams;
    6. Een gezamenlijke dorpskerkenagenda voor activiteiten die zich lenen voor brede deelname.
    7. Het uitwisselen van ervaringen,vragen, activiteiten op een toegankelijke manier.

Actiepunten: Ter realisatie van de doelstellingen stelt de stuurgroep de volgende actiepunten voor:

  1. Een verkenning naar de behoefte aan een jeugdwerker die polderbreed functioneert (door: JOP);
    2. Inruimen van een pagina in de kerkbladen voor het melden van activiteiten, informatie vanuit de dorpskerken (door: kerkenraden);
    3. Beroepskrachten ruimte geven voor ontstaan samenwerkingsverband (door: kerkenraden);
    4. Aanmaken eigen e-mailadres voor dorpskerkenoverleg (door: stuurgroep);
    5. Contactpersoon zoeken voor brugfunctie tussen diaconieën en burgerlijke gemeente (door: stuurgroep);
    6. Onderzoek naar de mogelijkheid van een tweejaarlijks gezamenlijk evenement polderbreed, bijv. aansluiting bij het concept ‘Feest van de Geest’ (door: stuurgroep);
    7. Jaarlijkse peiling/aanbod toerusting van taakdragers (door: stuurgroep).

Middelen: Voor de realisatie van de actiepunten is nodig:

  1. Dat de kerkenraden participeren door vertegenwoordiging in de stuurgroep;
  2. Dat een kerngroep (bestaande uit: voorzitter, secretaris, gemeenteadviseur en
  3. één van de beroepskrachten) de activiteiten van de stuurgroep voorbereidt en begeleidt;
  4. Dat het voorzitterschap en het secretariaat rouleert per dorp, max 2 jr;
  5. Dat financiering zoveel mogelijk vanuit subsidies geschiedt, waarbij de dorpskerken gevraagd kan worden naar een eigen bijdrage.

 

 

Bijlage 2: Resultaten gemeenteavond 27 november 2014

Op donderdag 27 november 2014 zijn de Bouwstenen voor het beleidsplan besproken met de gemeente. De integrale tekst was vanaf 2 weken tevoren voor iedereen beschikbaar. Na een korte presentatie van de Bouwstenen, werden aan de wanden grote vellen papier uitgevouwen met daarop geschreven de beoogde beleidslijnen. De aanwezigen ontvingen vervolgens ieder een setje van 10 groene en 10 rode stickers. Daarbij werd de uitleg gegeven dat de groene stickers geplakt konden worden bij beleidslijnen waar men geheel achter staat, en dat de rode stickers geplakt konden worden bij beleidslijnen waar men minder over te spreken is. Het was geoorloofd om, als men in hoge mate enthousiast is over een beleidslijn, meer dan één groene sticker te plakken bij een bepaalde beleidslijn. Evenzo meerdere rode stickers naarmate men minder te spreken is over een beleidslijn. Overigens was men niet verplicht alle stickers te gebruiken.

De ongeveer 30 aanwezigen hebben de stickers geplakt zoals schematisch op de volgende pagina is weergegeven. Tijdens het gesprek dat volgde konden de aanwezigen een toelichting geven op de plakkeuze en met elkaar in gesprek gaan. Dit gesprek betrof voor het grootste deel 3 beleidslijnen. Naar aanleiding van dit gesprek, is de tekst bij drie beleidslijnen aangepast, namelijk bij:

  • ‘Zo nu en dan invulling van diensten door gemeenteleden.’ Vooral de frequentie van 1x per maand werd teveel gevonden;
  • ‘Mogelijkheid openen van het opdragen van kinderen.’ Het gesprek dat ontspon rond de betekenis van de doop onthulde dat maatwerk hierbij nodig is;
  • ‘Omschakeling van gemeente- naar dorpsgerichte aanpak’; Met name in de term omschakeling werd gevoel voor balans gemist: naast de zorg voor eigen leden is het prima zorg te hebben voor dorpsgenoten.